HÉT puberbrein bestaat niet.

HÉT puberbrein bestaat niet.

En het heeft grote voordelen om al vroeg te beginnen met training in zelfverantwoordelijk leren. Daar hoef je niet mee tot het begin, laat staan tot het einde van de puberteit te wachten.

Ik verbaas me al jaren over de vanzelfsprekendheid waarmee in allerlei discussies wordt aangenomen dat er zoiets bestaat als ‘HET puberbrein’ en dat we daar algemeen geldige uitspraken over kunnen doen. “Ze kunnen dit niet, zijn geneigd tot dat.” Uit publicaties van daarbij veel geciteerde neurowetenschappers als Eveline Crone en Jelle Jolles zou je de indruk kunnen krijgen dat het ‘puberend brein’ een langdurige status quo zou zijn met heel specifieke eigenschappen, die gedurende dat puberen niet veranderen. Kern van het verhaal is de functie van de zgn. prefrontale cortex. Het deel van de hersenen dat o.a. planningsgedrag en risicomanagement reguleert. Die prefrontale cortex is in de puberteit en adolescentie nog niet volledig ‘uitgerijpt’, aldus de genoemde neurowetenschappers.

Dat inzicht is o.a. gretig opgepikt door tegenstanders van het studiehuis. Er was nu wetenschappelijk bewijs dat kinderen nog niet konden wat in die opzet van het onderwijs van ze werd gevraagd. Daar hebben ze, naar nu duidelijk werd, de hersens nog niet voor.

Ontwikkelingspsycholoog en universiteitshoogleraar Willem Koops, veegt in de NRC van 13-4-2013 weliswaar de vloer aan met het zekerheidsgehalte van de betreffende neurowetenschappelijke inzichten, maar zijn bezwaren gelden vooral de fundering ervan. In een scanner waargenomen hersenactiviteit mag volgens hem niet zonder meer als oorzaak en bron van gedrag worden beschouwd. Maar of er überhaupt kan worden gesproken van zoiets als ‘HET puberbrein’ blijft ook bij hem buiten beschouwing.

Ik vind dat gek. Genoemde ‘puberwetenschappers’ beschrijven ‘het puberbrein’ alsof een kind, als een soort Gregor Samsa in Kafka’s Verwandlung, op een ochtend na onrustige dromen wakker wordt en ‘übernacht’ puber blijkt te zijn geworden. Dat blijft het vervolgens tot zijn 23ste. Dan pas is zijn prefrontale cortex‘ uitgerijpt’ en is het in staat tot goed plannen, verantwoord risico’s nemen, zijn impulsen beheersen, zijn huiswerk maken, e.d. Ook dat stadium bereikt het ogenschijnlijk van vandaag op morgen.

Koops betwijfelt of er überhaupt wat klopt van de conclusies die door de neurowetenschappers uit hun onderzoekingen worden getrokken. Maar zelfs als er wél een oorzakelijk verband zou zijn tussen in de scanner waargenomen extra doorbloeding van bepaalde hersengebieden en gedragstendenties bij de onderzochte personen, dan nog rechtvaardigt dat geen algemene uitspraken over karakteristieken van gedrag. En al helemaal niet over gedrag dat min of meer gelijk zou blijven tijdens een periode van jaren voor alle kinderen van een bepaalde leeftijd.

Zoals Crone in dezelfde NRC ook zelf aangeeft gaat het in werkelijkheid om een ontwikkelingsproces. De prefrontale cortex bestaat al vanaf de vroege jeugd en ontwikkelt zich gaandeweg. In de woorden van Crone: “wordt ontgonnen”. Maar dat is te gecompliceerd, zegt ze, voor een breed publiek. Daarom houdt ze het in haar boekje maar wat simpeler. Dat is nogal risicovol. Want dat inzicht dat het niet om een status gaat die een aantal jaren duurt, maar om een proces van voortdurende ontwikkeling en verandering waarvan maar een stukje samenvalt met een periode die we als puberteit aanduiden, heeft een aantal cruciale implicaties.

Anders dan bij de lichamelijke puberteit is er bv. dus geen moment aan te wijzen waarop zoiets als een ‘cognitieve puberteit’ begint. Die prefrontale cortex is er gewoon al lang als hersenstructuur, stelt ook Crone, en die hersenstructuur wordt allengs ontgonnen. Ook al lang voordat de lichamelijke puberteit begint. Crone geeft in haar boekje over het puberbrein geen exacte cijfers, maar je kunt o.a. uit de tabel op p. 26 het verloop van de ontwikkelingscurve met bijbehorende leeftijden volgens Crone ongeveer schatten. Bij 12 jaar is al ca 75% (!) voltooid. Bij 14 jaar ca 85% en bij 16 jaar ca 90%.

Daar kun je een aantal kanttekeningen bij maken

  1. De ontwikkeling van die prefrontale cortex verloopt dus ongeveer synchroon met de algehele fysieke ontwikkeling van kinderen. Ook ons spierstelsel is gemiddeld pas rond het 23ste levensjaar uitontwikkeld. Maar dat is voor niemand een reden om kinderen tot die leeftijd in een buggy voort te duwen. Je kunt een 12-jarige, ondanks zijn ‘onuitgerijpt’ spierstelsel, best de vuilnisbak buiten laten zetten of op lange wandelingen zijn eigen rugzak laten dragen. Ook op cognitief gebied kunnen kinderen, al is hun prefrontale cortex nog niet helemaal ‘uitgerijpt’, verrassend vroeg al ontzettend veel. Ook op het gebied van plannen, impulsbeheersing, risico’s nemen e.d. Op hun 12e is die prefrontale cortex al voor 75% (!) uitontwikkeld. Als ze het studiehuis betreden beschikken ze al over bijna 90%. Hoezo:  “pubers kunnen niet zelfverantwoordelijk werken “? In een vwo-eindexamenklas is bij de gemiddelde leerling  zo goed als 95% van die prefrontale cortex klaar. Waar hebben we het over. Een paar maanden nadien vinden we het doodnormaal dat ze geheel zelfstandig een vaak tamelijk ongestructureerde universitaire studie aanpakken.
  2. Net als bij het spierstelsel verschilt de ontwikkeling van die prefrontale cortex per persoon. Crone en Jolles geven gemiddelden, maar bij die spieren zie je soms een 17-jarige al in het eerste van Ajax spelen. Ook zijn spieren zullen nog wel even doorgroeien, maar de spiermassa is bij sommigen op die leeftijd kennelijk toch al groot genoeg voor het internationale werk. Bij anderen moet je beduidend langer wachten tot het qua spieren ergens op gaat lijken en bij sommigen wordt het nooit wat. Zo ook met die prefrontale cortex. Bekijk eens een kwartiertje het rijgedrag op een drukke snelweg. Je zult concluderen dat er veel ‘zelfverantwoordelijk’ wordt gereden. Maar je zult ook zien dat het bij flink wat medeweggebruikers nog niet erg is opgeschoten met de uitrijping van dat hersengedeelte. Sommige kinderen kunnen al in de bovenbouw van hun Jena-planschooltje uitstekend met hun weektaak uit de voeten, anderen hebben tot op hoge leeftijd ondersteuning van alle mogelijke hulpverleners nodig om enige structuur in hun chaotisch bestaan te houden of de simpelste planningsbeslissingen te nemen.
  3. Net als bij die spieren bevordert training de ontwikkeling. Die 17-jarige Ajaxiet traint al intensief vanaf de F’jes. In plaats van met Crone’s boekje in de hand te wachten met een beroep doen op zelfverantwoordelijkheid en zelfstandigheid en dus vooral niets te doen wat ook maar in de verte op een studiehuis lijkt, doe je er goed aan zo vroeg mogelijk met de training te beginnen. Sommigen blijken dan heel jong al erg veel te kunnen. Anderen hebben, ook na het verlaten van het VO nog heel lang veel geduld en begeleiding nodig. Maar een grote middengroep blijkt, elk op zijn eigen wijze, mits goed voorbereid en begeleid, al heel veel zelfverantwoordelijks aan te kunnen. Maar dan moet je er natuurlijk wel werk van maken, van al die verschillende puberbreinen.

.